Alkmaarders tankten bier over de grens

De eerste maart 1584 vormt een inktzwarte datum voor iedere bierliefhebber. Op deze zondag verboden de Staten-Generaal de bierbrouwerij op het platteland in het kader van de invoering van een belasting van twee stuivers op iedere ton bier. Er werd gevreesd voor grootschalige ontduiking van de nieuwe accijns in de open dorpen. Daarom mocht uitsluitend nog in door wallen en grachten omringde steden bier worden gebrouwen. Bijkomend voordeel was dat de stadsbrouwerijen van lastige concurrentie waren verlost. De steden hieven namelijk zelf ook nog accijns op de grondstoffen voor bier én op het bier zelf. De dorpen kenden dergelijke plaatselijke accijnzen niet en de brouwers aldaar genoten dus een kostenvoordeel.

Hoeveel dorpsbrouwerijen precies werden getroffen door het verbod is onbekend. Maar er waren er genoeg. Schoorldam telde bijvoorbeeld in 1554 twee brouwers, Jan Zibitsz. en Claes Arysz. De Rijp had toen ook twee brouwers, Dierick en Symon Rutsen. Deze Symon was overigens de opa van vaders kant van de befaamde polder- en molenexpert Jan Adriaensz. Leeghwater. Verder beschikken we over een verklaring uit 1559 van enkele bejaarde inwoners van Schoorl dat daar al vijftig jaar eerder, dus rond 1500, een bierbrouwer werkte. In de Langedijk en Akersloot was het niet anders. In 1583 wordt ten slotte in Graft een herbergier vermeld die niet alleen Delfts bier tapte, maar ook zelf brouwde. Het gaat om de dan ongeveer zestig jaar oude Jelle Ruthsz.

kaart Het Schermereiland  Een brouwerij in een landelijke omgeving.   tekening Herbergscène.

Het Grafter dorpsbestuur legde zich niet bij het verbod op de bierbrouwerij van 1584 neer. Het stuurde een verzoekschrift naar hogerhand. Dat ging ook De Rijp aan omdat dit dorp toen nog bestuurlijk onder Graft viel. Er was netjes gehoorzaamd, zo schreven de Grafters, maar er werd op een uitzonderingspositie gehoopt. Er waren immers vanouds brouwerijtjes geweest. Bovendien lagen Graft en De Rijp op een eiland, het door de ‘wijde waeteren’ van de Beemster, het Schermeer en het Starnmeer omringde Schermereiland. Dat maakte de aanvoer van bier uit de ook nog niet bepaald naast de deur gelegen steden lastig. En juist de bierleverantie moest altijd gewaarborgd zijn omdat bij gebrek aan betrouwbaar drinkwater alles en iedereen de dorst met bier leste. Helaas had het verzoekschrift geen succes. Alleen Texel en Wieringen ontsprongen de dans. Die lagen echt ver van de steden en in zee. Daarom mocht op deze eilanden ook na 1584 nog slap en niet lang houdbaar bier worden gebrouwen.

kaart alkmaar  kaart De herberg bij de Jan Boyesovertoom   tekening bierbrouwerij

Het verbod op de dorpsbrouwerijen betekende niet dat Alkmaar van alle bierproblemen was verlost. Het rechtsgebied van de stad was maar klein en alleen in dat gebied kon stadsaccijns op bier worden geheven. Zodoende deden herbergen in Heiloo, Huiswaard en Oudorp goede zaken. De Alkmaarders hadden er best een eindje wandelen of varen voor over om daar goedkoop aan het bier te gaan. Erger nog, als de burgers toch eenmaal in de herberg de Nadorst in Heiloo of Boonakker in Oudorp zaten, lieten ze meteen de meegebrachte kannen vullen en namen een voorraadje terug mee naar huis. Het was tanken over de grens, maar dan met bier. Dit zogenaamde ‘buitendrinken’ moest natuurlijk gestopt worden. In 1559 kocht het Alkmaarse stadsbestuur zelfs de Nadorst op, die daarna snel werd gesloopt.

tekst Artikel 7 van de ordonnantie op de nationale bierimpost of -accijns

Anno 2019 is het brouwverbod van 1584 gelukkig allang verleden tijd. Speciaalbier geniet grote populariteit en de laatste jaren schieten de brouwerijen de grond uit. Heerhugowaard, Broek op Langedijk, Oudorp, Egmond, Heiloo, Limmen, Castricum, Uitgeest, De Rijp en niet te vergeten Alkmaar zelf tellen allemaal weer een of meer bierbrouwerijen. Ze brouwen zelf of laten dat over aan andere brouwerijen, maar wel naar in eigen huis ontwikkelde receptuur. Proost!

Door Diederik Aten, medewerker van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

test